zondag 29 december 2013

Het verhaal van een langzitter… Svenja (deel 7)

Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja (onlangs geplaatst!), Diza (onlangs geplaatst!), Pino en Bontje (onlangs geplaatst!). De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. J
Het verhaal van Svenja is representatief voor het verhaal van zovele jonge moeders die tegen wil en dank buiten moeten zien te overleven... De meeste van hen begonnen hun leven als geliefde huiskat, maar zijn op enig moment - om wat voor reden dan ook - op straat beland. Niet gechipt en niet gesteriliseerd...

Het woord is aan Svenja

Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal.



Ik weet niet hoe lang we op de kamer hebben gezeten. Op een gegeven moment ben ik zelfs een beetje ingedut. Ik had mijn buikje rond gegeten aan de heerlijke brokjes die mevrouw voor me had gebracht. Wat was dat lang geleden! Ze herinnerden me zo aan thuis… Zou ik vanaf nu weer elke dag lekker eten krijgen? En zou ik me vanaf nu geen zorgen meer hoeven maken over een droge en warme plek om te slapen? Zouden mijn baby’s en ik nu veilig zijn? Er spookten zoveel vragen door mijn hoofd. Ik wist niet goed wat ik moest denken en wat ons te wachten stond. Ik hoopte dat we bij mevrouw mochten blijven. Maar dan had ze er ineens wel zes katten bij. Hmm, dat zou die dikke, witte jongen nooit goed vinden. Die was zo verwend. Maar wat dan? Mevrouw had gezegd dat ze iemand zou bellen, maar ik kon me niet herinneren wie. Waarom zou ze die bellen? Zouden we daar in huis mogen wonen? Ze zouden toch zeker niks engs met ons gaan doen? Ik had daar Bonzo en Tika wel eens over horen praten. Dat mensen katten vingen en dat ze ze nooit meer terugzagen. Dat niemand wist waar ze gebleven waren. Ze zouden ons toch niet aan de jagers geven? De onzekerheid maakte me zenuwachtig en de meest vreselijke scenario’s speelden zich in mijn gedachten af. Wachten… ik was er nooit goed in geweest. Alhoewel ik zeker meer geduld had gekregen sinds mijn kleintjes er waren. Mijn kleintjes… ze hadden goed gegeten en waren nu weer diep in slaap. Zij maakten zich niet druk om de toekomst en daar was ik blij om. Dat hoefden zij ook niet te doen, dat was mijn taak. Pfff, waarom kwam mevrouw nou niet even naar boven om te vertellen wat er ging gebeuren?

Ik dommelde weer weg. Een onrustige slaap. Tot ik wakker schrok van een luid gestommel op de trap en stemmen. Meerdere stemmen, niet alleen die van mevrouw. De deur ging open en mevrouw kwam de kamer binnen. Achter haar stonden twee mannen in grote gele jassen. Ze hadden twee mandjes bij. Ik kende die mandjes. Toen ik thuis een keer ziek was geworden en naar de dokter moest, had vrouwtje me ook in zo’n mandje gestopt. Ojee, we gingen dus ergens heen. Wie waren die mannen? Ze zagen er indrukwekkend uit. Ze maakten me bang. ‘Hier zijn ze dan’ zei mevrouw. ‘Ik had ze zo graag allemaal willen houden, maar dat gaat gewoon niet. Zes stuks, dat kan ik me echt niet veroorloven.’ Haar stem brak een beetje en ik raakte een beetje in paniek. Mevrouw keek zo verdrietig. ‘Ah, komt wel goed met ze’ hoorde ik één van de mannen zeggen ‘we nemen ze mee, dan zitten ze in elk geval binnen. Laten we eerst moeders maar in het mandje zetten en dan die kleintjes in het andere mandje.’ Moeders? Was ik dat? Oh god, oh god, oh god. Ik was in het verste hoekje van de kamer gekropen en maakte me zo klein mogelijk. Mevrouw kwam naar me toe en knielde neer. ‘Het komt wel goed liefje. Ze zorgen daar heel goed voor jou en je baby’s. Je hoeft niet bang te zijn. Misschien komt je baasje je wel halen. Die heeft je vast heel erg gemist. Maar anders krijg je beslist heel snel een nieuw huisje. Zo’n mooi en lief meisje als jij. En die prachtige kindertjes vinden ook zeker een gouden mandje. Oh, kon ik je maar uitleggen dat het in orde is, dat er niks ergs gaat gebeuren’ zuchtte mevrouw. Ze kwam overeind, pakte me op en liep naar de mannen. Ze wilde me in één van de mandjes zetten! Nee! En mijn baby’s dan? Nee! ik schreeuwde uit volle borst, verzette me zo goed als ik kon. Het mocht niet baten… Een paar seconden later zat ik opgesloten in het kleine mandje. Ik keek gelaten toe hoe mijn kleintjes één voor één uit de doos werden gehaald en in het andere mandje werden gestopt. Ze huilden zacht en mijn hart brak voor ze. Ik ben hier, mama is bij jullie, riep ik naar ze. Niet bang zijn baby’s, mama is hier. De mannen namen ons mee de trap af, de gang door en naar buiten. ‘Mag ik morgen even bellen’ vroeg mevrouw ‘om te vragen hoe het met ze gaat?’. ‘Natuurlijk’ zei één van de mannen tegen haar ‘maar maakt u zich geen zorgen, het komt allemaal best in orde.’ ‘Dag liefjes, dag allemaal’ hoorde ik mevrouw roepen net voor we in een grote auto werden gezet en de deur met een harde klap achter ons dichtviel. Dat was het dan, dacht ik. Nu zijn we volledig overgeleverd aan deze vreemde mannen. Mevrouw kon ons niet meer helpen. Ik probeerde rustig te blijven, voor mijn kleintjes. Het mandje waar ze in zaten stond tegen dat van mij en door de gaatjes kon ik een glimp van ze opvangen. Ik sprak zacht tegen ze, om ze gerust te stellen. Maar van binnen bonkte mijn hart als een bezetene. Wat ging er met ons gebeuren?




De rit leek eeuwig te duren. Af en toe stopte de auto, maar dan reed hij vervolgens toch weer door. Eén keer maakte één van de mannen de deur aan de achterkant open en zette hij nog een mandje in de auto. Ook een poesje, iets kleiner dan ik en zwart met wit. En ook zij was heel bang en huilde hartverscheurend. Ik had met haar te doen, maar ik kon haar niet troosten. Ik had mijn handen vol aan mijn vijf baby’s. Hoeveel meer van ons zouden ze nog ophalen? We waren nu al met z’n zevenen. Wie kon er zoveel katjes tegelijk in huis nemen? Ik zuchtte diep en ging verliggen. Mijn kleintjes waren eindelijk een beetje gekalmeerd. Net toen ik dacht dat er echt geen einde aan de autorit ging komen, stopte de auto en werd de deur aan de achterkant weer open gemaakt. De twee mannen pakten de drie mandjes waarin we zaten op en brachten ons naar binnen. ‘Waar moeten ze heen?’ hoorde ik één van de mannen vragen. ‘Moeder en kittens naar het pension. Daar is een bench ingericht. Laat ze maar even hier staan, dan doe ik dat zo wel’ antwoordde een mevrouw die ik niet kende. ‘Die andere mag naar de politieopvang’. Ik begreep niet veel van wat ze zeiden, ik kende al die woorden niet. Wat waren in godsnaam een pension en een bench? De mevrouw klonk best aardig… Zou zij ons allemaal willen houden dan? Plotseling werd mijn mandje opgetild en liepen we naar een andere ruimte. Ik zag dat een andere mevrouw, een jongere, volgde met het mandje waar mijn kleintjes in zaten. Die gingen in elk geval mee. Ik merkte dat ik weer een beetje begon te hyperventileren en maande mezelf tot kalmte. Ik kon nu niet in paniek raken! Ik moest mijn hoofd erbij houden. Als het nodig was, moesten we zien te ontsnappen. Dus ik moest goed kijken waar we heen gebracht werden en waar de uitgang was. Voor het geval dat… Mijn mandje werd op een tafel neergezet. Het mandje met mijn baby’s op de grond. Er stond een grote kooi en de mevrouw die mijn mandje gedragen had maakte de deur open. Toen maakte ze mijn mandje open en zette het in de kooi. Er lag een dikke deken in en er stond een mandje in. En een bak met een soort van zand. Oh ja, mijn toilet. Dat herkende ik nog wel van vroeger thuis. Zou ik het wagen? Ik moest heel even nadenken. ‘Toe maar meisje’ zei de mevrouw. Ik besloot heel voorzichtig uit het mandje te gaan. Eerst alleen met mijn hoofd, ik keek om het hoekje. Naar links, naar rechts. Zette heel langzaam mijn rechtervoorpootje op de deken, toen mijn linker en kwam vervolgens helemaal uit het mandje. ‘Goed zo meisje’ zei de mevrouw ‘en nu je baby’s.’ Eén voor één werden mijn kleintjes in het mandje in de kooi gezet. Ze piepten een beetje, maar ze waren doodop van het hele avontuur. Heel hard protesteerden ze dus niet. Ik keek om me heen. Er stonden nog meer kooien in de ruimte. En daar zaten ook moeders in met baby’s. Over sommige kooien hing een doek, dus daar kon ik niet inkijken. Maar ik hoorde wel geluiden, dus ook die kooien waren bewoond. Wat was dit hier? Waar waren we beland? ‘Hoe oud zouden die kleintjes zijn?’ hoorde ik de jongere mevrouw ineens vragen. ‘Ik denk een week of vier, vijf’ was het antwoord ‘misschien eten ze al wel zelf.’ Een week of vier, vijf… dat klopte wel ongeveer. Knap van die mevrouw zeg. Hoe kon zij dat nou weten? Het deurtje van de kooi ging weer open. Er werd een bakje met brokjes en een bakje water neergezet. Toen nog een bakje met hele kleine brokjes. Die zagen er grappig uit. De brokjes roken ook erg lekker, maar ik was te bang om er iets van te eten. Ik was in de war en doodmoe van alle spanningen. Wat een dag! Ik sprong in het mandje bij mijn kleintjes en ze kropen onmiddellijk heel dicht tegen me aan. Zo vielen we alle vijf in een diepe slaap.

Wordt vervolgd

zondag 22 december 2013

Het verhaal van een langzitter… Svenja (deel 6)

Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja (onlangs geplaatst!), Diza (onlangs geplaatst!), Pino en Bontje. De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. J 

Het woord is aan Svenja

Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal.



In de weken die volgden, had ik het druk. Mijn baby’s groeiden als kool. Logisch ook, want drinken dat ze deden! Wow. Om de paar uur meldden ze zich. Soms niet allemaal tegelijk en dan lag ik – voor mijn gevoel althans – bijna 24 uur aan één stuk door met één of twee hummels aan mijn buik. Het leven van een moeder gaat niet over rozen. :-) In de spaarzame minuten dat ze eindelijk alle vijf met volgegeten buikjes lagen te slapen, ging ik er snel op uit om voor mezelf wat te eten te regelen. Erg kieskeurig kon ik daarbij niet zijn, ik wilde tenslotte zo snel mogelijk weer terug naar mijn holletje met kostbare inhoud. Over mijn lijn hoefde ik me in elk geval geen zorgen te maken. Die was weer bijna als vanouds. In de afgelopen weken waren al mijn nieuwe vrienden langs gekomen. Op kraamvisite. Bonzo was zich een hoedje geschrokken toen hij de kleintjes had zien liggen. Hij had me gemist, zei hij, en kwam kijken of alles in orde was. ‘Vandaar die dikke buik’ stamelde hij. Toen hij van de eerste schrik bekomen was, was hij echter door het dolle heen. Volgens mij heeft hij wel tien rondjes rond de bosjes gerend en alleen maar geroepen ‘ik ben papa!’. Ik moest lachen om zijn enthousiasme. Natuurlijk was hij op slag verliefd op de vijf hummels. Vooral van het kleine zwarte manneke kon hij zijn ogen niet afhouden. ‘Die lijkt precies op mij’ zei hij trots. ‘Zie je hoe lang zijn pootjes nu al zijn? En zijn staart? En zijn oren? Die wordt zeker minstens net zo groot als ik! Hij is echt heel knap hè?’ Ja, Bonzo… hij is echt heel erg knap. ;-) Maar zoals het een echte papa betaamde, ratelde hij vervolgens minutenlang door over de overige vier baby’s. De één werd beslist een fotomodel, de ander kampioen muizenvangen of de grote leider van zijn eigen kattenkudde. Bonzo raakte er niet over uitgepraat. Natuurlijk was Tika een heel stuk minder onder de indruk. Ze wees me alleen maar op de gevaren en de extra zorgen. Pfff. En Bandit en Kees leek het allemaal niet zo veel te doen. ‘Wacht maar’ zei Bonzo ‘totdat ze zelf vader worden. Dan piepen ze wel anders. Vrijbuiters zijn het. Flierefluiters!’ Ik grinnikte, hoe kwam Bonzo ineens zo volwassen? Ach, het maakte mij allemaal niet zo veel uit. Ik was dolgelukkig met mijn vijf perfecte hummels.

Het enige dat me wel wat zorgen baarde, was het vinden van een thuis. Ik had veel te weinig tijd gehad om mijn plan goed uit te voeren. Ik had me heel vaak aan de mevrouw van de witte jongen willen laten zien, maar het was me in de afgelopen weken maar een paar keer gelukt. Ik moest haar ook duidelijk maken dat ik baby’s had. Dat was het meest riskante deel van de hele operatie. Het ergste wat er kon gebeuren, was dat ze mij zou vangen en dat ik niet meer naar mijn kleintjes toe kon gaan. Dat moest ik koste wat het kost zien te voorkomen. Maar hoe? Ik moest in elk geval heel voorzichtig te werk gaan. Ook al begon de tijd wel een beetje te dringen…

Een paar dagen later besloot ik de stoute schoenen aan te trekken. De dag ervoor had ik de mevrouw van de witte jongen tot een meter of twee bij me laten komen. Ze sprak met zachte stem tegen me en klonk echt ontzettend lief. Toch had ik het nog niet aangedurfd om me binnen ‘pakafstand’ te wagen. Maar vandaag moest het er maar eens van komen zo besloot ik. Mijn hart klopte in mijn keel, ik vond het ontzettend spannend. Bonzo en Tika verklaarden me nog steeds voor gek, maar hadden me die ochtend wel heel veel geluk gewenst. Ook zij snapten inmiddels wel dat mijn beste kansen bij die mevrouw lagen en dat mijn plan, hoewel riskant, zo dom nog niet was. We hadden in de afgelopen dagen ook al een paar keer afscheid genomen van elkaar. Ik wist immers niet wanneer hét moment daar zou zijn. Zij hielden zich allebei groot, ik had een traantje moeten wegpinken. Het waren mijn vrienden geworden, Bonzo was de vader van mijn kinderen en ze hadden me er in de voorbije maanden meerdere malen doorheen gesleept. Zonder hen had ik het hier buiten nooit gered. Ik was ze enorm dankbaar. Maar we wisten allemaal dat het buitenleven voor mij geen optie was. En al helemaal niet nu, met vijf kleintjes. Ik schudde mijn hoofd, stond op en liep vastberaden naar de tuin van de mevrouw van de witte jongen. Ik hoopte dat ze thuis zou zijn. Toen ik door het gat van de schutting de tuin inkroop, hoorde ik haar meteen. Ze was buiten, de planten water aan het geven. Ik bleef even zitten, moest nog heel even wat extra moed verzamelen. Het plan was om te gaan liggen, haar heel dichtbij te laten komen, me dan op mijn rug te rollen en haar mijn opgezette tepels te laten zien. Ik had geen andere manier kunnen bedenken om haar duidelijk te maken dat ik baby’s had. Ik bad dat ze het zou begrijpen…



Mevrouw was aan de andere kant van de tuin bezig met de planten. Ze gaf ze water en zong zacht. Af en toe riep ze iets naar de witte, dikke jongen achter het raam. Hij lag weer op de vensterbank... natuurlijk... en volgende haar loom met zijn ogen. Voorzichtig liep ik een paar meter de tuin in, naar de grote bloempot, waar ik me nog even achter kon verschuilen. Weer bleef ik doodstil zitten. Plotseling draaide ze zich om en keek mijn kant uit. Ze kon me niet zien, maar misschien had ze iets gehoord? Dit was het moment besloot ik. Ik haalde diep adem en kwam achter de pot uit. ‘Hey liefje’ zei ze meteen. ‘Ben je er weer? Blijf je dit keer voor me zitten? Mag ik dichterbij komen?’ Heel langzaam kwam ze mijn kant op. Er ging een siddering door mijn lijf, ik was zo gespannen. Nog drie meter, nog twee meter, nog één meter. Ze stopte. ‘Zo, dat gaat al beter hè?’ zei mevrouw. Voetje voor voetje schoof ze dichter naar me toe. Ik hield mijn adem in. Ze zakte door haar knieën en stak voorzichtig haar hand naar me uit. Ik bleef zitten. Ze raakte me heel zachtjes aan, aaide me over mijn bol en onder mijn kin. ‘Wat ben jij een mooi, lief meisje’ zei ze ‘hoe kom jij nou toch hier terecht? Ze zag dat ik rilde. ‘Och, arme schat, ben je zo bang voor me? Dat hoeft toch niet. Ik zal je echt niks doen hoor. Ik wil je alleen maar helpen. Mag dat? Wil je mijn hulp accepteren?’ Ja, dat wilde ik wel, kon ik haar dat maar zeggen. Kon ik haar maar gewoon mijn verhaal vertellen en haar meenemen naar mijn holletje. Ik zuchtte en ging liggen. Het was nu of nooit. Ik draaide me heel voorzichtig op mijn rug, mijn ogen bleven op haar gezicht gericht. Als ze me zou pakken, was het afgelopen. Plan mislukt. Ik strekte mijn pootjes, zodat ze mijn buik goed zou zien. ‘Wat een mooie buik. Mag ik je buikje kroelen?’ Plotseling stopte ze met praten. ‘Ojee, meisje, wat een grote tepels. Je hebt baby’s hè? Potverdorie. Ojee. Wat nu? Oh, schat, je kunt toch niet buiten leven met je baby’s. Wat verschrikkelijk!’ Ik zag dat haar ogen waterig werden. Waarom moest ze nou huilen? Even was ik in de war. Was ze zo geschrokken van mijn buik? ‘Liefje, je moet me laten zien waar je baby’s zijn’ zei ze toen. ‘Ik doe geen oog meer dicht voor jij en je baby’s van de straat af zijn. Het is veel te gevaarlijk.’ Plotseling stond ze op, liep naar haar huis en was weg. Naar binnen. Verbijsterd bleef ik achter. Wat was dit nou? Ik rolde om en ging zitten. Ik moest even nadenken. Mijn plan was geslaagd, ze wist nu dat ik kleintjes had. Maar nu? Ik had altijd alleen maar tot aan dit punt gepland. Ik was helemaal vergeten om te bedenken hoe het nu verder moest… Jemig, wat dom. 

Ineens ging de achterdeur open en kwam mevrouw weer naar buiten. Ze had een grote kartonnen doos in haar hand. Wat ze daarmee wilde doen wist ik niet. Ze liep naar de stoel op het terras, zette de doos op de grond en ging zitten. ‘Zo’ hoorde ik haar zeggen ‘nu wachten tot jij naar je nestje gaat liefje’. En dan? Ik begreep er niks van. Maar het zette me wel aan het denken. Mijn nestje, mijn baby’s. Ik had ze al veel te lang alleen gelaten, ik moest snel terug. Misschien kon ik vanavond nog een keer naar mevrouw komen, maar nu moest ik snel naar mijn kleintjes. Ik stond op, liep naar de schutting en kroop door het gat. Achter mij hoorde ik een poort open en dichtgaan, maar ik besteedde er op dat moment geen aandacht aan. Mijn holletje was niet ver van de tuin van mevrouw en een paar minuten later was ik blij om te zien dat mijn baby’s nog steeds sliepen, dicht tegen elkaar aangedrukt. Wat een slaapkoppen waren het toch! Het volgende moment voelde ik ineens twee handen op mijn rug. Ik schrok me wezenloos. Mevrouw had me stevig vast en drukte me tegen zich aan. ‘Goed gedaan liefje!’ zei ze. Ze lachte en haar ogen straalden. Ik raakte in paniek. Wat was ze van plan!? Ik probeerde me los te wrikken, maar ze hield me zo stevig tegen zich aangedrukt dat ik met geen mogelijkheid kon ontsnappen. Ze begon te lopen. Ze haalde me weg bij mijn kleintjes! Wat deed ze nu!? Nee!, schreeuwde ik, nee, nee nee! Ik krijste zo hard als ik kon, ik probeerde haar te bijten, te slaan. Ik wilde weg. Ik moest weg! Maar mevrouw hield me vast en was niet van plan me los te laten. Ik zag haar huis. Ze maakte de poort open met haar ellenboog, ze hield me nog steeds met twee handen stevig vast. Ze liep snel door, maakte de achterdeur open, we liepen door een gang, de trap op naar boven. Daar maakte ze weer een deur open en toen stonden we in een kamer. Met haar achterste duwde ze de deur dicht en zette me toen op de grond. Ik was eindelijk vrij, maar ik kon geen kant op. Ik zat opgesloten! ‘Doe maar rustig liefje’ zei mevrouw ‘het komt allemaal goed. Heus. Geloof me maar, vertrouw me maar.’ Ze deed de deur weer open en was weg, mij alleen achterlatend. Ik was radeloos. Mijn plan was helemaal mislukt! Het allerergste scenario was waarheid geworden. Ik was gescheiden van mijn baby’s. Ze waren nog veel te jong om alleen te overleven. Ze hadden me nog nodig. Hoe had ik zo stom kunnen zijn! Iedereen had me gewaarschuwd, gezegd dat mijn plan gevaarlijk was en ik had het tóch gedaan. Minutenlang heb ik rondjes door de kamer gelopen, op de vensterbank gesprongen, tegen de raam opgestaan, tegen de deur gekrabd tot mijn voeten er pijn van deden. Wanhopig op zoek naar een mogelijkheid om te ontsnappen. Tot ik ineens weer voetstappen op de trap hoorde en een paar seconden later de deur van de kamer weer openging. Daar was mevrouw weer, met de kartonnen doos. Ze zette hem voor me neer op de grond. Ik had het allang gehoord… Mijn baby’s! Ze had mijn baby’s opgehaald en ze in de doos gezet! Van pure opluchting begon ik te hyperventileren. ‘Ooooh, rustig maar liefje. Ik laat jullie nu even alleen. Doe maar rustig. Ik ga even wat water en iets te eten voor je halen. En dan ga ik de dierenambulance bellen.’ zei mevrouw. Het stukje over het water en eten had ik begrepen. Wat ze daarna had gezegd niet. Maar dat maakte niet uit. Mijn baby’s waren weer bij me. Ze had me mijn baby’s gebracht! Ik wist wel dat ze lief was. Ik wist het! Mijn adem werd weer rustig. Met een glimlach om mijn mond sprong ik in de kartonnen doos. Mijn kleintjes moesten eten en ik wilde ze ook heel erg graag even heel dicht bij me hebben.


Wordt vervolgd

zondag 15 december 2013

Het verhaal van een langzitter… Svenja (deel 5)

Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja (onlangs geplaatst!), Diza (onlangs geplaatst!), Pino en Bontje. De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. J
Het verhaal van Svenja is representatief voor het verhaal van zovele jonge moeders die tegen wil en dank buiten moeten zien te overleven... De meeste van hen begonnen hun leven als geliefde huiskat, maar zijn op enig moment - om wat voor reden dan ook - op straat beland. Niet gechipt en niet gesteriliseerd... 

Het woord is aan Svenja

Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal.



De volgende morgen voelde ik me nog niet veel beter. Veel pijn had ik niet, maar wel een heel vervelend gevoel in mijn buik. Het was me een week of twee daarvoor al opgevallen dat mijn buik ook dikker was dan anders. Zelfs Bonzo had er een opmerking over gemaakt, waar ik natuurlijk heel erg boos om was geworden. Ja, logisch. Je zegt nooit tegen een meisje dat ze dikker is geworden! Toch? Sukkel. Maar eerlijk gezegd reageerde hij best lief. Hij zei er meteen bij dat het hem niks uitmaakte en dat ie me nog steeds beeldschoon vond. En dus hadden we het later op de avond weer goed gemaakt. Ik maakte me wel een beetje zorgen, ik kon hier niet ziek worden. Wie moest er dan voor me zorgen? Toen ik nog thuis woonde was ik ook een keer heel erg verkouden geweest. Samen met mijn vrouwtje ben ik toen bij de dokter geweest. Dat was niet leuk, ik vond die man ook helemaal niet aardig. Hij heeft ook nog vieze pillen aan mijn vrouwtje meegegeven, die ik wel bijna twee weken lang heb moeten slikken. Verschrikkelijk! Vrouwtje heeft toen ook mijn favoriete blikvoer gekocht en mijn neus elke dag schoongemaakt. Ik had namelijk helemaal geen zin om te eten en dat vond vrouwtje heel erg. Ze heeft toen echt goed voor me gezorgd… En uiteindelijk ben ik helemaal beter geworden. Dus hoe moest dat nu als ik hier buiten weer zo ziek zou worden? Ik besloot om Tika om raad te gaan vragen. Die kon me vast wel helpen.



Die kans kreeg ik echter niet. Want net toen ik op wilde staan om Tika te zoeken, kreeg ik ineens een vreselijke kramp in mijn buik. Ik slaakte een gil. Zoveel pijn had mijn buik nog niet eerder gedaan. Wat was er in godsnaam aan de hand? Ging ik dood? Ik voelde de paniek opkomen. Een paar tellen laten ebde de pijn echter weer langzaam weg. Pffff. De opluchting was helaas maar van korte duur, want de pijnaanvallen bleven komen… En gedurende de ochtend volgden ze elkaar steeds sneller op. Net toen ik dacht dat ik het echt niet meer aankon, gebeurde er iets… dat zo bizar was… bij de zoveelste aanval van hevige pijn en een enorme drang om te drukken… werd mijn eerste baby geboren… Ik wil er niet te veel over uitweiden. Het was geen prettig tafereel. Alles was nat en vies, bloederig en slijmerig, maar temidden van al die viezigheid… lag een prachtige, piepkleine kattenbaby. Míjn kattenbaby… Ik werd overspoeld door emoties, kreeg een waas voor mijn ogen. Een paar seconden lang… en toen was het alsof zich iets van me meester maakte. Alsof er een knop omging. Om één of andere onverklaarbare reden wist ik precies wat ik moest doen. Rustig blijven, mijn kleintje schoonmaken… Ik draaide op de automatische piloot. 

Nog vier keer maakte ik die middag dezelfde wonderbaarlijke ellende mee. Tot er aan het begin van de avond vijf ieniemienie-katjes stil en tevreden dicht tegen me aangedrukt lagen te slapen. Míjn baby’s… Ik durfde me bijna niet te bewegen. Ze waren zo mooi. Zo perfect. Ik wilde ze niet wakker maken. Ze hadden hun buikje rond gedronken. Ze hadden precies geweten waar ze de melk moesten halen. Hoe was dit toch mogelijk? Ik moest wel hele slimme baby’s hebben gekregen. Heel voorzichtig ging ik een stukje verliggen, zodat ik ze iets beter kon bekijken. In het midden van het hoopje lag een mini-Bonzo; een prachtig pikzwart hummeltje. Een jongetje. Links en rechts van dat kleintje lagen er twee met een schitterend zwart/wit vachtje. Eén daarvan had een piepklein zwart staartje met een schattig wit puntje aan het eind. Het was een meisje. Een schoonheid. Het andere zwart/witje, een jongetje, had zo’n komisch getekend snoetje, dat ik bijna hardop moest lachen. Ik smolt als ik naar hem keek, wat een beeldschoon kereltje. Het verst van me vandaan lag een heel klein rood bolletje. Ook een jongetje wist ik. Een heel mooi manneke, dat later zeker veel meisjesharten ging breken. En dan, het dichtst bij me, het tweede meisje. En wat voor één. Haar vachtje had allemaal verschillende kleurtjes, net als de mijne, maar toch heel anders. Ik was vooral wit, zij vooral zwart. De vorm van haar kleine snoetje leek veel op die van mij. Zij had ook het hardst geschreeuwd toen ze geboren werd. Nu al een grote mond, haha. Dat werd me er eentje hoor. Ik was zo trots op mijn vijftal. Wat een prachtige hummeltjes… Ik was moe en dolgelukkig, maar ook bang. Ik was hun moeder, ik moest voor hun zorgen. Ik was verantwoordelijk voor ze. En dat terwijl ik zelf nauwelijks wist hoe ik hier buiten moest overleven. Er mocht me nu natuurlijk helemaal niks overkomen. Die kleintjes waren volledig op mij aangewezen. Ik kon niet gewond raken of ziek worden of erger… En dan eten. De eerste weken zouden mijn baby’s genoeg hebben aan de melk die ze van me kregen. Maar daarna? Ik zou ze moeten leren om muizen te vangen en om brood te eten… Maar volgens Bonzo was er nauwelijks genoeg voor de katten die hier nu woonden. In de lente en de zomer ging dat nog wel, maar als het koud werd… Ik realiseerde me dat het nu nog veel belangrijker was geworden om snel een thuis te vinden. Maar als me dat al niet lukte voor mij alleen… hoe ging ik dat dan in vredesnaam doen voor ons zessen. Misschien kon de mevrouw van de dikke witte jongen ons wel helpen. Ze was lief. Ik zou ervoor moeten zorgen dat ze mijn baby’s zag. Dan was ze vast meteen helemaal verliefd op ze. Ze waren zó mooi. En dan zou ze ons beslist allemaal in huis nemen. Toch? Ik durfde mijn eigen vraag niet te beantwoorden. Maar ik wist wel dat daar mijn beste kansen lagen. Morgen besloot ik, morgen zou ik een nieuw plan maken. Uitgeput viel ik in een diepe slaap…


Wordt vervolgd

zondag 8 december 2013

Het verhaal van een langzitter… Svenja (deel 4)

Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja (inmiddels geplaatst!), Diza (inmiddels geplaatst!), Pino en Bontje. De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. J
 

Het woord is aan Svenja


Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal.

De weken vlogen voorbij en ik had aardig mijn draai gevonden. Ik wist waar ik de meeste muizen kon vinden en wanneer de mevrouw met de zwarte haren de eendjes ging voeren en er dus wat brood te halen viel. Ik kende nu ook een paar plekjes waar ik me redelijk veilig kon terugtrekken. Redelijk… Ik had inmiddels namelijk ook geleerd om altijd ‘met één oog open’ te slapen, zoals Bonzo het zei. ‘Je moet altijd alert zijn meisje.’ Dat viel me nog het zwaarste van alles. Je nooit volledig over kunnen geven, nooit 100% kunnen ontspannen. Het gevaar loert in elk hoekje. Nog zo’n wijsheid van Bonzo. Pfff. Ik had inmiddels zoveel wijsheden te horen gekregen dat mijn hoofd er van tolde. Nooit geweten dat je als straatkat zoveel moest kennen en kunnen. Toch had ik het al met al best naar mijn zin. Al bleef het verlangen naar een eigen huis knagen… Ik had ook al een plan bedacht. Ik zou in de buurt van de huizen blijven en proberen de mensen een beetje te leren kennen. Als ik het gevoel had dat ik ze kon vertrouwen, dan zou ik me laten zien. Iedere dag weer. En dan zou er uiteindelijk vanzelf wel iemand zijn die zich over mij zou ontfermen. Naïef volgens Tika en gevaarlijk volgens Bonzo, maar het was míjn plan en ik was vastbesloten om het uit te voeren. Ik had zelfs al een voorzichtig begin gemaakt. Niet helemaal een succes, want ik was al twee keer weggejaagd. Eén keer had de meneer van het grote witte huis zijn hond op me afgestuurd en één keer had de mevrouw van het huis met de rode deur me natgespoten met de tuinslang. Dat van die hond had ik maar niet tegen Bonzo en Tika verteld. Die zouden toch alleen maar ‘zei ik toch’ of ‘ik heb je toch gewaarschuwd’ hebben gezegd. Het voorval met de tuinslang had ik niet kunnen verbergen. Ik was namelijk drijfnat toen ik Bonzo tegenkwam. ‘Je lijkt wel een verzopen kat!’ riep hij meteen. Ik zei eerst nog dat ik in de vijver was gevallen toen ik wat brood probeerde te pakken, maar daar trapte hij natuurlijk niet in. Dus heb ik hem uiteindelijk maar de waarheid verteld. Met tegenzin. Want hij reageerde precies zoals ik had verwacht. ‘Mensen zijn niet te vertrouwen. Je bent gevaarlijk bezig meisje. Je moet echt meer gaan opletten als je hier buiten wilt overleven’ enzovoort enzovoort. Ik hoorde hem gelaten aan. Een klein beetje had hij wel gelijk, maar ik wist uit ervaring dat er ook echt wel lieve mensen waren. Mensen die van je hielden en die voor je zorgden. Hij geloofde daar niet in. Ik wel. Het was een voortdurend twistpunt tussen ons en dat had ik inmiddels maar geaccepteerd. Ik liet hem dus maar uitrazen en reageerde niet. Waardoor hij natuurlijk alleen maar bozer werd. ‘Luister je wel? Hoor je wel wat ik zeg?’ riep hij. Jemig, mannen… Vermoeiende wezens soms hoor. Toch konden we het wel goed vinden samen. We hadden ook al een paar keer samen in het holletje geslapen. Lekker dicht tegen elkaar aan. Volgens mij vond hij me dus echt wel heel leuk. Maar over dat ene punt konden we het gewoon maar niet eens worden…


Het was aan het begin van de middag en voor de zoveelste keer zat ik verscholen achter een grote bloempot in de tuin van het huis met de blauwe gordijnen. Ik wist dat er een mevrouw woonde. Ik had haar al een paar keer gezien, als ze in de tuin bezig was of weg was geweest en thuis kwam. Ik wist ook dat er in dat huis nog minstens één andere kat woonde. Een witte. Een jongen was het. Hij lag altijd op de vensterbank achter het raam. En een keer of twee had ik een soort van zwarte pluim gezien, die net boven de vensterbank uitstak. Misschien nog een kat? Ik wist het niet en ik durfde niet dichter naar het raam toe te gaan om goed te kijken. De witte jongen was dikkig en erg lui. Hij sliep het grootste deel van de dag. De dommerik. Er was buiten zoveel te beleven! Maar stiekem was ik gewoon jaloers… Dat wilde ik ook. Ik wilde ook mijn eigen, veilige vensterbank... De mevrouw leek me erg aardig. Ze praatte altijd door het raam tegen de witte jongen. ‘Dag grote jongen. Dag lieverd.’ zei ze altijd. Ze klonk lief. Eén keer had ze mij ook gezien. ‘Hey, wie hebben we daar?’ hoorde ik haar nog net zeggen. Maar ik was er heel snel vandoor gegaan. Drie dagen eerder had ik mijn aanvaring met de tuinslang gehad en ik nam even geen enkel risico meer. Bonzo zou trots op me zijn geweest. ;-) De mevrouw was mijn huidige nummer 1. In gedachten had ik een top drie gemaakt van de mensen die me het meest geschikt leken. Het meest geschikt… Alsof ik het voor het uitkiezen had… Nou ja, van de mensen waarbij ik een kans dacht te kunnen maken dan. Een kans op een thuis. Ik had al best veel huizen gezien en hun bewoners goed in de gaten gehouden. De mevrouw van de dikke witte jongen stond zonder twijfel op 1. De meneer die aan het einde van deze straat woonde, in het huis met de grote bomen in de tuin, stond op 2. Hij was altijd aan het fluiten en neuriën als hij naar buiten kwam. Hij was altijd vrolijk. En één keer had ik hem ‘hallo knappe kerel’ horen roepen tegen Joris, een kater die hier in de buurt woonde. Dus waarschijnlijk vond hij katten wel leuk… De nummer 3 was lastiger… Ik neigde naar de mevrouw die aan de andere kant van de vijver woonde. Ze was best aardig. Alleen had ze twee kleine kinderen en dat vond ik net iets minder. Die renden en schreeuwden… En die trokken aan je staart en je oren… zoals het kleine neefje van mijn vorige vrouwtje. En als ik dan boos werd, deed mijn vrouwtje altijd heel lelijk tegen míj. Ik snapte daar niks van. Waren er echt katten die dat accepteerden dan? Dus misschien toch maar een andere nummer 3. Er was ook nog dat jonge stelletje. Zij was heel lief. Hij was een beetje chagrijnig vond ik. Maar ja, één van de twee is niet slecht toch. Alleen… ze hadden een hond. Een kleintje dat wel. Maar toch. Hmm, lastig… De nummer 3 moest dan nog maar even wachten. Ik zou me eerst concentreren op mijn favoriete twee en als dat niks zou worden, kon ik nog altijd een nummer 3 kiezen. Maar de mevrouw van de dikke witte jongen… die stond toch echt op 1. Die was echt ontzettend lief. Ze had een zachte stem en als ze met de witte jongen praatte, leek het een beetje alsof ze aan het zingen was. Ik wilde dat ze zo ook tegen mij zou praten. ‘Dag meisje van me. Heb je lekker geslapen? Kom je eten? Ik heb je lievelingsbrokjes klaar gezet.’ Plotseling werden mijn dagdromen ruw verstoord door een stekende pijn in mijn buik. Ai, wat was dat nou weer? Ik had gisteren ook al zo’n raar gevoel in mijn buik gehad. Alsof iets van binnen aan het stompen was. Zo raar. Volgens Bonzo had ik waarschijnlijk gewoon iets verkeerds gegeten. Misschien was die ene muis een beetje ziek geweest? Of was het brood bij de vijver een beetje bedorven geweest? Oef. Weer een steek. Ik kon maar beter naar mijn holletje gaan. Even gaan liggen. Dan zou het daarna beslist weer beter gaan.

Wordt vervolgd

zondag 1 december 2013

Het verhaal van een langzitter… Svenja (deel 3)

Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja, Diza, Pino en Bontje. De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. J  

Het woord is aan Svenja

Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal. 


‘Wat ben jij een ongelofelijke stomkop!’ siste Tika die avond tegen me. ‘Je had een thúis. Hoe kun je dat nou kwijtraken? Jemig, heb je enig idee hoeveel mazzel je had? Man, je houdt het hier nog geen maand vol. Een luxepoppetje zoals jij!’ Bonzo had gelijk. Tika was niet aardig. Verre van. Maar ik hield mijn mond. Deels omdat ze ergens wel een punt had, al snapte ik niet wat ze bedoelde met luxepoppetje. Maar vooral omdat ik nogal onder de indruk was van haar verschijning. Ze was niet groot, kleiner dan mij, maar ze zag er doorleefd en gehard uit. Ze miste net als Bonzo een deel van haar oor en van haar rechteroog was niet veel meer over. Het zag er heel akelig uit. In haar linkerwang leek een gat te zitten. Ik kon het niet goed zien, maar haar mondhoek hing naar beneden en daarboven zag het er maar raar uit. Haar vacht was vuil en piekerig. Bonzo had me al verteld dat Tika het slachtoffer was geworden van de jagers die mij die middag zo aan het schrikken hadden gemaakt. Ze was beschoten. Waarschijnlijk was haar kaak gebroken en de kogels hadden in elk geval haar oog kapot gemaakt. Ik had medelijden met haar en tegelijkertijd bewondering. Ze liet zich niet klein krijgen. Het was inderdaad een harde tante. Vergeleken met Tika zagen Kees en Bandit er redelijk ongeschonden uit. Kees was een grote rood/witte kater. Minstens net zo groot als Bonzo. Bandit had een prachtige cypersgrijze vacht. Hij was een stukje kleiner, maar erg gespierd. Het waren allebei knappe jongens. Bandit was door een hond te grazen genomen. Dat had Bonzo me verteld. Maar veel was er niet van te zien. Toen ik hem daarnaar vroeg zei hij ‘Hij heeft mijn buik opengereten. Een monster was het. En tanden man! Wow, bizar gewoon. Ik had een megagroot gat in mijn buik. Ik was er echt bijna niet meer geweest hoor. Wil je mijn littekens voelen? Zullen we een stukje gaan lopen?’ Bonzo had ons al een tijdje duidelijk geïrriteerd zitten bekijken en dit voorstel van Bandit was blijkbaar de druppel. ‘Kappen maat’ snauwde hij. ‘Dit meisje hoort bij mij, dus pootjes thuis.’ Ik bloosde. Wat een macho. Ik voelde me veilig bij hem…



Toen we even later mijn terugtocht naar huis bespraken, bleek al snel dat ook Tika, Bandit en Kees me daarbij niet konden helpen. Ik kon ze te weinig vertellen. We hadden geen aanknopingspunten, zoals Tika het noemde. Ze was inderdaad slim, ze kende zoveel moeilijke woorden. En natuurlijk had ze weer gelijk. Ik woonde in een gewoon huis, in een straat zoals alle anderen. In de tuin stond een grote kersenboom. Daarom zaten er altijd zoveel vogels in. Dat had Sientje van de buurvrouw me verteld. We vonden het leuk om daar naar te kijken. Ik pakte ze niet hoor. Dat mocht ik ook niet van mijn vrouwtje. Maar ik had er ook geen behoefte aan, ik had genoeg te eten. Zo af en toe vond ik het wel grappig om ze te plagen. Dan sprong ik in de boom en klom heel snel langs de stam omhoog. Schrikken joh! Dan vlogen ze allemaal in één keer op. En boos dat ze dan waren! Die kleine beestjes kunnen flink mopperen. Haha. Maar veel meer wist ik mijn nieuwe vrienden helaas niet te vertellen over mijn thuis. Na nog wat gediscussieerd te hebben, zei ik tegen Bonzo dat ik wilde gaan slapen. Ik was moe. Doodmoe. Zoveel nieuwe indrukken en zoveel zorgen, dat was een ware uitputtingsslag. Ik wilde ook even alleen zijn. De dingen op een rijtje zetten. Mijn volgende stap bepalen. Maar eerst slapen.

De volgende ochtend werd ik heel vroeg wakker. Ik hoorde de vogeltjes fluiten en het zonnetje scheen op mijn bol. Ik rekte me uit, ondanks alles had ik lekker geslapen. Ik nam op dat moment mijn besluit. Voor nu accepteerde ik mijn situatie. Zo erg was het hier niet. Bonzo was heel erg aardig en volgens mij vond ie mij ook wel heel erg leuk. Dus wie weet… misschien hing er wel liefde in de lucht. Hihi. Voorlopig zou ik het hier wel volhouden. Maar niet voor eeuwig, dat realiseerde ik me heel goed. Ik wilde zo niet leven. Met al die gevaren en de kou, de regen en de honger. Voor de herfst, zo besloot ik, moest ik een huis gevonden hebben. Liefst mijn eigen huis natuurlijk, maar als dat niet lukte… dan een nieuw. Hoe dan ook… voordat het koud werd en nat, moest ik ergens binnen zien te komen. Ik zou een plan maken… Nu ik mijn beslissing had genomen, voelde ik me een stuk rustiger. Zelfverzekerder ook. Ik was geen luxepoppetje! Tssss. Ik kon echt wel mijn eigen boontjes doppen hoor. Ik zou ze nog wel eens wat laten zien. Die chagrijnige Tika. Tevreden met mezelf stond ik op. Tijd om eten te zoeken. En dat kon ik helemaal zelf!


Wordt vervolgd